Leon Krijnen, verslaggever bij BN DeStem schreef onderstaande column over zijn ervaring als privé chauffeur van Agnelli in een Fiat 130 Berlina, een geweldig verhaal.

De Paus reed erin, en er is een club van in Nederland, maar qua aantallen is een van de zeldzaamste klassiekers: de Fiat 130, zowel de Berlina als de Coupe. Het is bijna veertig jaar geleden dat ik er een gezien heb, maar dan ook dagenlang, van binnen en van buiten, als chauffeur. Van wijlen Umberto Agnelli himself…

Car Republic Fiat 130

Hier staat de link.

Website van de auteur.

 

Zie hieronder de tekst van het artikel indien de link niet werkt:

De Paus reed erin, en er is een club van in Nederland, maar qua aantallen is een van de zeldzaamste klassiekers: de Fiat 130, zowel de Berlina als de Coupe. Het is bijna veertig jaar geleden dat ik er een gezien heb, maar dan ook dagenlang, van binnen en van buiten, als chauffeur. Van wijlen Umberto Agnelli himself.

In 1977 was ik tweedejaars student aan de School voor de Journalistiek in Utrecht, woonachtig in een kraakpand aan de Herengracht in Amsterdam. Een beurs had ik niet, dus ik zat meer op de bestelwagen van Bouwvaria in de Staatsliedenbuurt, dan in de klas in Utrecht. Via een uitzendbureau, waar ik al snel de mooie baantjes kreeg omdat ik nooit ‘nee’ zei tegen het vuile werk.

Op een goede dag vroegen ze me of ik een net pak had. Dat had ik niet, maar ik zei ‘ja’ en ging als de sodemieter een pak kopen op het Waterlooplein. Dat pak goedgekeurd stuurden ze me de volgende dag naar het hoofdkantoor van Fiat, waar ik de sleutels van een donkerblauwe en nagelnieuwe 130 Berlina kreeg, samen met een uit de kluiten gewassen ras-Amsterdammer in een slecht zittend pak, die de sleutels van een tweede Berlina kreeg. We ontvingen na het laten zien van onze paspoorten een stapel papieren met stempels, en het adres van een speciale slagboom op Schiphol.

Na een blik op die papieren stapte er een Marechaussee bij me in en wees me de weg naar een platform waar even later een kleine privé jet aan kwam taxiën. Daar kwam de Umberto Agnelli uit, het jaar daarvoor afgetreden als CEO van Fiat, maar nog steeds vice-president. Met drie andere hotemetoten, en twee bodyguards. Umberto en twee mannen in dure maatpakken stapten bij mij achterin, de twee bodyguards en de kennelijk mindere god in de tweede Berlina.

De ritten gingen van Schiphol naar het Amstel Hotel en Fiat Amsterdam, twee dagen lang vice versa. Met die grote Mokummer en de bodyguards, die geen woord niet-Italiaans spraken, werden we in de eetzaal van het Amstel gezet, dat toen volgens mij een Michelin ster had. Weliswaar in een hoekje, maar dat was ook wel terecht, gezien het eetgedrag van mijn mede-chauffeur.

Die oog nog smaak had voor het culinaire hoogtepunt van zijn leven, het boeltje met een hand prakte, met een hand naar binnen werkte, zijn mond afveegde en zij dat ie liever een rookworst van de Hema gehad zou hebben. De sommelier had ons geloof ik ook wel door, want die schonk maar gewoon in, zonder te vragen of er iemand wilde proeven.

Umberto bleek een vriendelijke en geïnteresseerde man, die me de tweede en derde keer herkende, een hand gaf, en vroeg hoe het met de studie voor ‘giornalista’ ging. Drie of vier keer in de zomer van 1977 en het voorjaar van 1978 mocht ik hem een paar dagen vervoeren. Het was een van de leukere baantjes die je als student kon hebben.

Tja, en die Berlina, dat was een knappe auto hoor, die 6 cilinder reed echt als een grote Duitser met een ster. Het was het resultaat van een eerste poging van Fiat om na het succes van de 500 en 600 – en de 850 – en de overname van Ferrari in te gaan breken in de hogere segmenten in de markt. Dat deden ze eerst met de fantastische Dino sport, die dezelfde motor had als de gelijknamige Ferrari, en vervolgens werd met de 130 de aanval op Mercedes-Benz en BMW ingezet.

Die slag werd niet gewonnen, en de oorlog ook niet. De 130 zou van 1969 in 1977 in productie blijven, maar er zouden nooit meer dan 15.000 stuks van gebouwd worden. Het is dus niet zo gek dat je ze bijna nooit ziet. In Italië was het wel een succesnummer bij de upper class. Voor de Paus werd door Fissore een speciale koets op de 130 gebouwd, waarmee hij een rondreis door Polen maakte.

Ex premier Aldo Moro, toen voorzitter van de Democratia Christania, maakte er zijn laatste officële reis in, toen hij op 16 maart 1978 door de Brigate Rosso ontvoerd werd, en 55 dagen later, op 9 mei, vermoord werd.

Na de teleurstellende verkopen van de 130 heeft Fiat zich na 1977 niet meer aan een grote opvolger gewaagd.

Dat vond ik toen jammer, want omdat ik begin 1978 mijn eerste Mercedes kocht – een 280S (van 1969) – wist ik als geen ander dat die geweldige Berlina alle vergelijkingen met de 6 cilinders van Mercedes glansrijk kon doorstaan.