Historie

Historie

In de jaren 60 wordt het segment van de topklasse auto’s gedomineerd door de Duitse, Britse en Amerikaanse modellen. Dit is een doorn in het oog voor het management van Fiat onder aanvoering van Dante Giacosa.

Het toenmalige topmodel, de 2300, begint verouderd te raken en in 1963 wordt voorzichtig gestart met de ontwikkeling van een nieuw topmodel dat de concurrentie in de topklasse moet verslaan. In 1965 wordt besloten dat er een geheel nieuwe motor ontworpen moet worden. Deze taak wordt aan Aurelio Lampredi overgedragen, die net bij Ferrari weggegaan is vanwege verregaande meningsverschillen met Vittorio Jano, de constructeur van de bestaande V6 van de Ferrari Dino (2-liter). Samen hebben ze nog gewerkt aan de vergroting van deze V6 naar het maximaal haalbare van 2,4 liter. De nieuwe V6 moet geheel afgestemd worden op het gebruik in een topklasse auto: veel koppel bij lage toerentallen. In maart 1969 wordt de nieuwe 130 Berlina getoond op de Salon van Geneve. Ondanks goede kritieken in de autobladen, waarin vooral de rijeigenschappen geroemd worden, maakt de 130 de verwachtingen van de Fiat-top niet waar. Om de verkopen te stimuleren krijgt Pininfarina in 1970 opdracht een coupé te ontwikkelen op het bestaande onderstel. De samenwerking met deze carrosseriebouwer gaat zelfs verder: Fiat levert de bodemplaat en een deel van de zelfdragende structuur aan bij Pininfarina, deze monteert de body en daarna gaat de auto naar de nieuwe Rivalta fabriek waar de coupés verder afgebouwd worden. In maart 1971 wordt het resultaat getoond op de Salon van Geneve. Het ontwerp maakt grote indruk, de pers spreekt van: “Een klassieke schoonheid”. Het showmodel beschikt nog over de 2,8 liter V6, de productiemodellen worden uitgerust met de opgeboorde 3,2 liter V6. De stimulans van de verkopen blijft echter uit. De Berlina verdwijnt in 1976 van de prijslijsten, de coupé volgt een jaar later. In totaal zijn er 4.491 coupés gebouwd.

Speciale uitvoeringen

De stimulans in de verkopen van de Fiat 130 bleef dus, ook na de introductie van de coupé, uit. Uit eigen beweging probeert Pininfarina het Fiat-concern ervan te overtuigen door te gaan met het introduceren van nieuwe modellen op basis van de coupé. In 1974 resulteert de inspanning van de meester ontwerper in, wellicht, de mooiste ‘shooting brake’ uit de geschiedenis. De Fiat 130 Maremma. Van deze stationcar op basis van de lijnen van de coupé zijn er drie prototypen gebouwd. Van twee van deze auto’s is de verblijfplaats bekend. Eén staat in het museum van Pininfarina de ander is in eigendom bij de voorzitter van de Lancia Club van Italië.

Fiat 130 Maremma
Fiat 130 Maremma

De basis van deze Maremma wordt gevormd door een onveranderd onderstel. De achterbank indeling is gewijzigd, de bekleding van het meubilair bestaat uit twee verschillende materialen.

Een jaar later, in 1975, wordt de Fiat 130 Opera getoond. Dit eenmalige prototype is een modificatie van de coupé tot een vierdeurs variant. Dit is duidelijk waarneembaar, de achterdeuren zijn beiden verschillend gebouwd. De deur links achter heeft één groot raam dat, net als bij de normale coupé slechts voor een klein deel te openen is. Bij de Opera gebeurt dit echter elektrisch. De deur aan de rechter zijde heeft een extra raamstijl waardoor dit raam vrijwel in zijn geheel te openen is.

Fiat 130 Opera

Wellicht een onbekende speciale uitvoering betreft de Fiat 130 Pavesi. Van dit model is weinig bekend. Het betreft een onbekend aantal gemodificeerde coupés. Het dak is bekleed met vinyl, er is gepolijst notenhout in het interieur verwerkt, er is extra instrumentarium geplaatst en de bekleding van de stoelen is van leer of alcantara.

Evolutie van de motor

De zwaar overbemeten V6 heeft in zijn standaard uitvoering alleen een onderkomen gevonden onder de motorkap van de 130. De Berlina profiteerde van de introductie van de coupé omdat het naar 3,2 liter opgeboorde blok ook in dit model geplaatst werd. Ondanks dat er slechts vijf pk’s meer uitkwamen, werd deze motor zeer goed ontvangen. Dit was vooral te danken aan het fors toegenomen koppel, waardoor de motor beter paste in de rijstijl die bij een limousine hoort.

Lampredi’s creatie is naderhand toegepast in het eerste prototype van de Lancia Monte Carlo (type Abarth 030). Hiervoor werd het blok opgeboord tot 3700cc. Dit resulteerde in een vermogen van 285 pk. Ook de Fiat 131 Abarth Rallye heeft geprofiteerd van de V6. Gemonteerd als middenmotor en door Abarth opgevoerd tot 270 pk heeft de V6 een bijdrage geleverd aan de ‘wild west’ dagen van de rally sport.

 

Fiat 131 Abarth Rallye

Lancia Monte Carlo Abarth 030

Evolutie van het model

Pininfarina heeft ooit gezegd dat de coupé een van zijn mooiste ontwerpen ooit is. De coupé is volmaakt geproportioneerd en uiterst elegant. Hierdoor, en vanwege de grote binnenruimte, staat de coupé ver af van veel andere luxueuze coupés uit die tijd. Ook de geavanceerde achterwielophanging, de prima balans, het soepele rijgedrag en de uitstekende stuurbekrachtiging onderscheiden de Fiat van zijn concurrenten. De 130 coupé is gedurende de productie ongewijzigd gebleven. Vandaar dat de evolutie van het ontwerp gezocht moet worden bij andere merken die de hand van Pininfarina nodig hadden om een model te ontwerpen. De lijnen van de coupé komen terug in de Ferrari 365 GT4 2+2 van 1972 (later de 400), in de Rolls Royce Camargue van 1975 en in de Lancia Gamma Coupé van 1976.

Rolls Royce Camarque

Ferrari 365 GT4

Lancia Gamma Coupe

logo130